maandag, juni 27, 2005

Votre haute personalité

Handen uit de mouwen
“Jij moet dus voor ze de grond omploegen, de groente verbouwen. Jij moet het huis schoonmaken. Dat kunnen zij niet, nog niet. Jij gaat ze wassen, met ze lachen, denken, slapen, leven.” De kandidaat zakt stijfjes naar achteren zijn stoel in. Hij lacht omdat hij zichzelf zo snel geen houding weet te geven. Op zijn CV staan veel belangrijk klinkende baantjes en cursussen. Vooral in het onderwijs. Maar ook zelfs coördinator in een kindertehuis. En dat zonder ervaring daarvoor, poeh, poeh. Maar het komt helaas niet overeen met het profiel ‘trainer van kinderen met een verstandelijke handicap en zwaar getraumatiseerde jongeren’.

Ceci c’est une pipe
Onderwijs wordt in Rwanda niet vaak geassocieerd met iets samen doen. De leraar geeft aan: “Iet iesaa tebul”, zwaait met z’n stokje op de maat: ‘Re-peat!’, en het koor geeft in copie en uit volle borst repliek. We hebben veel kandidaten voor de vacatures die uit het onderwijs komen. Dan is het goed om de verwachtingen over het werk op tafel te krijgen. De kinderen leren hoe te lezen en schrijven lijkt natuurlijk goed. Want dat kunnen ze meestal niet. En de ouders geven ook vaak aan dat ze dat graag zouden zien. Dat ze daardoor weer normale kinderen zullen worden. Maar als kinderen nog niet goed snappen dat ze hun onderbroek eerst moeten aandoen en daarna hun broek, of nog niet kunnen snappen dat ze verdrietig zijn en hoe ze dat anderen kunnen duidelijk maken zonder met borden te gooien, dan moet er eerst iets anders gedaan worden dan ze proberen strepen binnen lijntjes op papier te laten zetten en uit te leggen dat die een pappa moeten voorstellen of een pijp.

Sollicitatievaardigheden
Alle sollicitatiebrieven begonnen met een introductie als

‘Meneer de coordinator, het is mij een eer mij te adresseren aan uwe gedinstingeerde persoonlijk en hoge autoriteit in het licht van het verzoeken om een arbeidsplaats in het project voor gehandicapten en getraumatiseerden waarvan de leiding uwe waardigheid toevertrouwd is en hieropvolgend mijn nederige sollicitatie te formuleren.’

en eindigden met regels zoals

‘Hopend op een positief vervolg op mijn verzoek, vraag ik u, meneer de coördinator, om in te stemmen met de uiting van mijn meest gedinstingeerde, respectvolle sentimenten en geanticipeerde dankbaarheid en verblijf ik, wachtend op uw wilskracht.’

Tussen begin en einde werd onderbouwd waarom hij of zij voor de positie in aanmerking kwam, motivatie, wat de kandidaat in de werkgever aantrekt, etc:

“Voor dit doel, ben ik houder van mijn middelbare schooldiploma, optie normaal primair”

Punt.

Ook uit de CV’s en gesprekken is het lastig te weten of iemand geschikt is voor het werk. Praktische ervaring met trauma is niet lastig in Rwanda, genoeg ervaringsdeskundigen, maar professionele wordt al moeilijker. Ervaring met verstandelijk gehandicapten wordt verhinderd doordat die vaak thuis verborgen blijven. Georganiseerde zorg is beperkt tot een aantal kleine centra, op één hand te tellen. Voor de kandidaten is het dan moeilijk om voor te stellen wat het werk gaat inhouden en wij kunnen ‘slechts’ op eerste indruk afgaan.

Een meisje heeft zelf een broertje dat gehandicapt is. Ze denkt met haar kennis wat aan het project te kunnen bijdragen en andersom zo haar broertje beter te kunnen helpen. Ze beschrijft allerlei slimmigheidjes hoe ze haar broertje gewone dagelijkse dingen leert. Zeldzaam.

Een van de voorwaarden is duidelijke gezichtsexpressie en lichaamstaal. Dat is onontbeerlijk voor een deel van de communicatiemethode van het project: gebarentaal. Het is echter niet ongewoon dat een vraag van ons in eerste instantie slechts beantwoord wordt met het omhoog trekken van beide wenkbrauwen. En daar moet je nog vlug bij zijn om het niet te missen. Het kan betekenen dat de toehoorder ongeveer gehoord of begrepen heeft wat je zegt en de ontvangst bevestigt. Meestal probeer ik dan nog een keer hetzelfde op een andere manier te vragen.

De volgende ronde is een 3-daagse training in de methode ‘totale communicatie’ geleid door Woodi. Tegelijkertijd kunnen we daar beter het gedrag van een aantal kandidaten observeren tijdens de oefeningen als selectie.

Echter, de meeste personen hebben geen postadres of zelfs geen telefoonnummer achtergelaten. Hoe ze op de hoogte te stellen van het wel of niet uitnodigen voor de volgende ronde op korte termijn? De tam-tam duurt waarschijnlijk net iets te lang. Blijft over:

Een mededeling op de landelijke Rwandese radio!

zaterdag, juni 25, 2005

Laat de kind'ren tot Mij komen


Een parochiehuis op een heuvel in het westen van Rwanda. Voor mij zitten zo’n 40 kinderen met een verstandelijke handicap en hun ouders. Na een oproep in slechts een paar kerken uit de buurt is dit de opkomst van kinderen die zich willen aanmelden voor het project dat ook een groep met zwaar getraumatiseerde kinderen zal gaan helpen. Naast mij Moniek, Woodi en broeder Murenzi, de projectcoördinator. Hij had eerder gesuggereerd om een landelijke radio-oproep te doen. Anders zouden we misschien niet genoeg aanmeldingen krijgen. Hij had immers nog maar weinig kinderen met een verstandelijke handicap in zijn parochie gezien...

Het is een allegaartje. Voor iedere persoon nemen we de tijd. Van springerige ADHD-er tot volledig teruggetrokken, zwaar getraumatiseerden. Van wanhopige ouder tot liefdevolle tante. Van niet-zoveel-aan-de-hand tot uiterst schrijnende gevallen.

Van een aantal kinderen lijken de moeders zelf nog meer voor trauma counselling in aanmerking te komen. Van Woodi, communicatie expert, leren we veel over soorten handicap en over scherp observeren.

Heel zielig is een 11-jarig jongetje dat helemaal zelf hierheen is gekomen. Hij heeft geen ouders meer en woont bij zijn grootmoeder. Maar als zijn oma dood is, moet hij waarschijnlijk bij zijn oom wonen. En dat wil hij niet. Het jongetje is intens verdrietig. Ik zie dat hoe meer hij vertelt hoe dichter iedereen rond de tafel naar hem toe buigt. Hoe meer hij met omlaaggetrokken mondhoeken zijn relaas doet hoe dapperder ik hem vind. Zonder hem belachelijk te willen maken, moet ik toch opeens denken aan het huilende zigeunerjongetje. Geen geval voor ons project, maar pastoor Murenzi zal bij oma langsgaan.

Een 8-jarig meisje heeft als peuter drie dagen in een soort coma gelegen. Ze was al dood verklaard en in een doodskist gelegd. Bij de begrafenis maakte ze plots geluid. Haar vader vertelt dat ze sindsdien gedragsproblemen heeft. Ze praat niet, ze eet niet zelfstandig en geeft ook niet aan dat ze wil eten. Ze kan horen maar begrijpt niet veel. Haar vader vraagt hoe hij met haar kan omgaan.

Een peuterjongetje loopt met gebogen rug rond. Een heel nieuwsgierig en vrolijk ventje. Maar als we samen met zijn moeder aan het eind van de dag een gesprek hebben schreeuwt hij het op haar schoot uit van de pijn. Hij heeft een abces op zijn rug, waarschijnlijk vanuit een van zijn ruggenwervels. Om hem van de dagelijkse pijn af te helpen moeten we zo snel mogelijk een officiele procedure starten met het Lilianefonds. Maar daarvoor moeten we eerst met de bisschop babbelen om hem een brief te laten schrijven naar het fonds dat broeder Murenzi als officiele mediator kan optreden tussen Liliane en de gehandicapte kinderen uit de regio. Dit krijsende jongetje maakt dat ik erg uitzie naar het gesprek met de bisschop.

De kinderen en ouders zien en interviewen kost zo’n anderhalve dag. Eén kleine oproep voor kinderen met een verstandelijke handicap en het programma dat in januari 2006 begint zit al vol. De groep voor zwaar getraumatiseerde kinderen zit met deze bijeenkomst ook al vol. Geen landelijke oproep meer voor nodig.