donderdag, april 28, 2005

Verkeersverhandeling

Het is nog maar net avond. De schemering heeft voor mijn gevoel 5 minuten geduurd. Alsof iemand aan het koortje heeft getrokken. Ploep, zwart. Jammer, jammer. Schemering is zo mooi. We pruttelen met de motor door Kyovu, het rijkeneilandje, net naast Kigali centrum. Door de brede straten tussen de grote bungalows. Buiten de poorten zitten de guards. Als je het helemaal bent heb je een mannetje met een echt uniform van de officiele veiligheidsdienst. Met flink machinegeweer. Ik moet slalommen tussen de gaten in het wegdek. Na een fikse regenbui ziet het asfalt in Kigali eruit alsof hagelstenen ter grootte van skippyballen zijn ingeslagen. Ik geloof dat een Chinees wegbedrijf ervoor verantwoordelijk was. Net zo’n kwaliteit als mijn Chinese motor. Omdat alleen mijn groot licht nog werkt verblind ik met slalommen af en toe de guards.

Uit Kyovu rijden we de hoofdweg op die vanuit het centrum naar het vliegveld leidt. We zoeven de heuvel af. Moniek stuurt achterop altijd mee. Bij naderend gevaar knijpt ze me met beide handen in de zij. En dat is nog weleens nodig. Als het echt loos is, dan wordt de knijp gevolgd door een diepe oerkreet van woede en ongeloof. Hoe kan ik nou duidelijk maken hoe het is om hier rond te rijden? En waarom Monieks oerkreet vaak te horen valt?

Ok, stel je voor. Openbare wegen vol lesauto’s. Met daarin personen die net begonnen zijn of maar niet willen slagen. Opticiens of andere hulp voor visueel gehandicapten zoals brillen of Kruidvat lenzen zie je in Rwanda nauwelijks. Tel daar bij op dat de meerderheid van de bevolking getraumatiseerd is en levensmoe. Het maakt ze dus niet zoveel uit dat er 45% kans is op de dood als ze nog even dat busje inhalen. Kortom, ik zou de eerste bestemming voor ‘Blik op de Weg on world tour’ wel weten. Waarom rij ik eigenlijk nog in Rwanda?

Sinds kort is wat aan die gevaarlijke situatie gedaan. Er zijn witte lijnen op de wegen getrokken. Maar waartoe zijn die er? Uit het rijgedrag leid ik af dat Rwandezen denken dat de middenstreep letterlijk als middenstreep moet worden genomen, dus om precies overheen te rijden, een leidslijn. Zeker handig voor degenen zonder bril. Ook het gemiddelde rijtempo lijkt het gevaar in te dammen. Veel auto’s zijn vierdehands en lijken niet harder dan 40 km/u te kunnen. Of is dat gewoon het Afrikaanse levenstempo?

Keurig binnen de witte lijnen rijden we nog steeds de heuvel van Kigali centrum af. Na al de verkeersoverpeinzingen schiet de vraag door mijn hoofd waarom ik dan toch maar 1 keer week de resultaten zie, zoals een fikse blikschade of een busje op zijn rug. Zou het ’s nachts meer gebeuren? Maar dan zouden ’s ochtends vroeg alle verkeersdoden langs de kant van de weg ophalen. Hup, de bolderkar op. Ik zie ze nooit liggen tenminste.

Rechts springt ineens een mooi beeld op. Langs de kant van de drukke weg zit een man op een steen. Een plek waar geen voetpad loopt, maar wel een grote goot en waar je normaal gesproken niks te zoeken hebt. Hij houdt een papiertje voor zich en leest het zo gekanteld dat de bijna constante stroom van autolichten er op schijnen. Dat is nog eens inventief als de stroom is uitgevallen. Het is avond in Kigali.