zaterdag, januari 29, 2005
Laurent belde op. Dat doet ie niet vaak. Hij vertelde dat het niet zo goed ging met hem. Het 11 maanden oude kind van zijn jongste zus is overleden. Malaria. Op de radio noemde ze dat vanochtend Africa's silent Tsunami. Dat lijkt me un understatement. Laurent vraagt een dag vrij. Het overleden meisje heette Alice. Elise, Monieks 2,5 jarige nichtje, vertelt ’s avonds aan de telefoon dat mama een baby in dr buik heeft. Als alles goed gaat zal Moniek rond 10 augustus voor de vierde keer tante worden. Ik vroeg Laurent toen hij 's avonds laat weer thuis kwam of hij het begrip reincarnatie kende. Nee. In steenkolen Frans legde ik het uit. Hij moest hard maar met tranerige ondertoon lachen toen ik opperde dat de ziel van Alice misschien wel zou voortleven in het zusje of broertje van Elise.
zondag, januari 23, 2005
De nacht van de bandiet
Het is 3.30. Diep in de nacht. Diep uit mijn slaap. Moniek heeft me geport en ik hoor buiten gebonk en geschreeuw. Ik doe de slaapkamerdeur van het slot en open het keukenraam. Laurent die in een apart hok met Fidel slaapt bonkt en roept van achter zijn deur iets over fermer la port. Ik doe de deur maar niet open. Uit de kraakheldere nacht hoor ik ook de stem van buurman. Ik schiet in een broek en toch maar de deur uit. Buiten staan de twee buurmannen in sarong met een machette in de hand. Laurent doet verhaal. Een bandiet heeft zijn deur van buiten op slot gedaan, het hangslotje van de douche geopend en geprobeerd de waterton ter waarde van 8 euro te ontvreemden. Door Laurents lawaai heeft hij voortijdig de benen genomen. Wat een veilig idee dat er van beide kanten van het huis twee grote Afrikanen met machettes a la minute klaar staan bij gevaar. En nu niet zeuren dat dat nou net het probleem was tijdens de genocide. Attenentie buurtpreventie moet eens op werkbezoek komen hier. We gaan weer naar bed en slapen heerlijk. De volgende ochtend maken we de schade op: twee uien uit de tuin weg, het horrengaas van het wc-raam staat tegen de muur en een verstoorde nachtrust. De vorige meer rustige keer was tenminste de bovenkant van de stenen wc-stortbak meegenomen en waren twee contactdozen van de buitenmuur geschroefd. En die keer daarvoor de waterbak buiten zachtjes geleegd en weggerold. Het is een straatarme bandiet, dat staat vast.
Dipapa woont 30 meter boven ons op de heuvel. Af en toe komt hij onze huiskamer ingewandeld. Dan vraagt ie van alles dat los ligt wat het is. In het Frans. Vorige keer wilde hij graag de koffiefilters meenemen. Mijn bril staat hem goed en hij weet nu ook dat die losse plastic bakjes in de koelkast voor eieren zijn. 


Laurent kreeg eerst van Sulfo salaris. Nu van ons. We hebben samen een soort spaarplan opgezet. Hierdoor kan zijn zoontje Fidel naar een goede school. Vorige week heeft ie hem van thuis, in het diepe platteland opgehaald. Voor het eerst heb ik een kind in huis. Op de foto schrijft hij zijn eerste cijfers 2 en 3.


donderdag, januari 20, 2005
Visa
Rwanda is on the move. Verantwoordelijkheden over kinderzorg, visa's, werkvergunningen verschuiven van ministerie naar ministerie, binnen ministeries van persoon naar persoon, personeel verschuift van ministerie naar ministerie en er is een decentralisatieproces gaande: van ministerie naar gemeente. Wij groeten bekende overheidsfunctionarissen op hun werkgangen. Onze handtekeningen worden steeds mooier. Mijn paspoortnummer ken ik uit mijn hoofd. Mijn cv kan ik ook in 7,3 minuten reciteren. En we hebben nog steeds geen lange termijn visa. Maar dat hebben meer buitenlanders meegemaakt. Alles sal reg kom.
zondag, januari 16, 2005
Slipjessoep
Het is weer onderbroekenwasdag. Monieks onderbroeken blijven keurig ongewassen in de waszak terwijl die van mij door de huishulpmannen gewoon worden gesopt. Moniek zit daarom nu in de huiskamer op de grond bij een laag tafeltje. Naast haar een grote pan met slipjessoep. Op de tafel een paar natte exemplaren, een pot Vanish en een oude tandenborstel. Vanish op de broek en poetsen maar. ‘O’, zegt ze. ‘Er is geloof ik een stukje Vanish in mijn oog gekomen.’ Voordat ik de tafel bereik stelt ze me al gerust dat het waarschijnlijk al eruit is. Terwijl ze vlijtig doorschrobt lees ik rustig de gebruiksaanwijzing op de pot. Jawel, daar is het oranje vierkant met dikke zwarte kruis erin. ‘Bij aanraking met de ogen onmiddelijk met overvloedig water afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen.’ ‘Je maakt een grapje’, zegt ze, terwijl mijn ogen analytisch van haar linker naar haar rechteroog schieten. Nee, geen verschil. Even later komt ze triomfantelijk wrijvend over haar vochtige onderarm de kamer weer inlopen. ‘Kijk’. Ik weet al wat ze bedoelt. ‘Dat is handig!’ Ik antwoord met het etiket in mijn achterhoofd dat ze geen Vanish voortaan gaat gebruiken om de drie kwartier schrobwasbeurt eens in de week te voorkomen. ‘De tafel gaat er zelfs van glanzen’, voegt ze er nog aan toe. Daarna zegt ze dat het zondag is dus dat er een Nederlands theezakje gebruikt mag worden. Wat een verwennerij.
Avocado
Laurent de huiswacht is weg om zijn zoontje Fidel te halen thuis op het platteland. Die kan voor het eerst naar school morgen. Maar Theo is er weer! Hij gaat weer aan de slag alsof hij nog steeds in dienst bij ons is. Misschien dat hij zijn laatste werkdag toch nog 1 keer heeft uitgesteld. Volgens mij wacht ie gewoon totdat Celestin, de manager in het kindertehuis hem komt halen. We schenken hem de muggennetten die in de twee andere slaapkamers hangen. Dat vind ik een veel fijnere gedachte dan hem geld geven voor malariamedicijnen, waarom ie een keer heeft gevraagd. Een paar minuten later komt hij de kamer in met twee stukken avocado. ‘Beaucoup de vitamin’, zegt ie. Wat een lieverd is het toch. We smeren de boterzachte avocado met een theelepeltje uit over een pule (klein Indiaas pannekoekje). Met een beetje zout. LEKKER!
zaterdag, januari 15, 2005
Theo
De afscheidsdag van Theogene. Als we de gordijnen nog niet geopend hebben klopt Theo op de ramen. Hij heeft een buurvrouw bij zich. Ze zegt dat we haar een keer eerder op de heuvel hebben gezien. Toen we ons gingen registreren bij de responsable. We bieden haar een kopje thee aan. We kletsen gezellig. Ze kan goed Frans. Ze dacht bij zichzelf volgens eigen zeggen ‘waarom niet een keertje langsgaan bij de buren?’. De foto’s op de muur helpen altijd als gespreksonderwerp. Na 5 minuten vraagt ze of wij geld kunnen geven voor een ticket naar haar zus die een kind heeft dat gek in het hoofd is. Het kind is zestien en heeft al in het psychiatrisch ziekenhuis gezeten hier in Ndera. We kunnen niet op het verzoek ingaan. Toch blijft het gezellig. Het is een lieve vrouw. Na weer 5 minuten zwaaien we haar uit.
We vertellen Theogene het nietsponsornieuws ’s ochtends aan de eettafel met Laurent erbij voor de vertaling. Theo luistert aandachtig en zegt: "No problem". We geven hem de uitgeprinte en geplastificeerde foto van zijn familie en nog 5000 Rwandese Franken (10 US dollar, een vierde van zijn salaris). We bespreken de kinderen op de foto. 1 Dochter blijkt zo goed te zijn dat ze een schoolbeurs heeft om eliteonderwijs te volgen. Ik voel me iets minder vervelend dat we niet Theo niet kunnen helpen met schoolgeld. Wel geven we hem de tip om aan de nieuwe manager van EDD het kindertehuis, Rafiki, een vriend van ons, het direct erover te hebben als hij maandag weer daar als kok aan de slag gaat. Wij zullen ook een goed woordje doen.
’s Middags nodigen we ze allebei uit om brochettes (soort sateetjes) te gaan eten bij het cafe. We vertrekken in slagorde: ik met Theo achterop de motor en Moniek achter op de fiets van Laurent. Bij het cafe bij het pompstation annex minibusoverstaphalte is het rustig als op een zondagmorgen op een terrasje in Utrecht. We drinken wat en kijken naar de brommerjongens die de uitstappende passagiers proberen op te vangen door elkaar ronkend te verdringen voor de minibusdeur. Ze doen me denken aan Nederlanders die op het perrron staan te wachten bij de netgeopende treindeuren in de spits en de langzame stroom passagiers eruit kijken maar er tegelijkertijd met dringgedrag ervoor zorgen dat het nog langzamer gaat. Nadat het duidelijk is dat er niemand is die het rooster kan of wil opwarmen vertrekken we naar een ander cafe 5 minuten verderop. Daar eten we brochettes die mijn ogen en Laurents neus doen tranen van de hete pepers.
Het huis van Theo is vlakbij. Vanaf zijn tuin net op de heuvel kijken we even verderop zo op de binnenplaats van de militaire gevangenis. Fascinerend. Hier gaan we vaker heen! Moniek herinnert me eraan dat een kennis van een kennis erin was gegooid, een legerapotheker. Onder zijn verantwoordelijkheid waren medicijnen verdwenen. Nu kan hij meehelpen in de geconcentreerde tomatenpureefabriek waar alle gevangenen werken.
We beloven elkaar weer eens dat we moeten douchen. Dat zeggen we wel vaker. Zo gezegd, zo niet altijd gedaan. Vooral Moniek bouwt een vuillaag op. Je kent dat wel, over je huid heen scrubben en je dan afvragen of die donkere vuilrolletjes van je hand afkomen of toch echt van je borstbeen en je rug.
We proeven weer eens van het bruisende nachtleven in Kigali en liggen 21.30 uur op bed. Om het nog een beetje te rekken imiteer ik een van de bekendste Bert en Ernie TV afleveringen, waarin Bert en Ernie in bed liggen. Bert wil slapen en Ernie heeft dorst. Ik heb dikke lol om Moniek’s serieuze protestacties op mijn geluiden in het donker. Ze klinkt bijna exact hetzelfde als Bert. Dat heeft Paul Haenen toch knap natuurlijk gedaan.
We vertellen Theogene het nietsponsornieuws ’s ochtends aan de eettafel met Laurent erbij voor de vertaling. Theo luistert aandachtig en zegt: "No problem". We geven hem de uitgeprinte en geplastificeerde foto van zijn familie en nog 5000 Rwandese Franken (10 US dollar, een vierde van zijn salaris). We bespreken de kinderen op de foto. 1 Dochter blijkt zo goed te zijn dat ze een schoolbeurs heeft om eliteonderwijs te volgen. Ik voel me iets minder vervelend dat we niet Theo niet kunnen helpen met schoolgeld. Wel geven we hem de tip om aan de nieuwe manager van EDD het kindertehuis, Rafiki, een vriend van ons, het direct erover te hebben als hij maandag weer daar als kok aan de slag gaat. Wij zullen ook een goed woordje doen.
’s Middags nodigen we ze allebei uit om brochettes (soort sateetjes) te gaan eten bij het cafe. We vertrekken in slagorde: ik met Theo achterop de motor en Moniek achter op de fiets van Laurent. Bij het cafe bij het pompstation annex minibusoverstaphalte is het rustig als op een zondagmorgen op een terrasje in Utrecht. We drinken wat en kijken naar de brommerjongens die de uitstappende passagiers proberen op te vangen door elkaar ronkend te verdringen voor de minibusdeur. Ze doen me denken aan Nederlanders die op het perrron staan te wachten bij de netgeopende treindeuren in de spits en de langzame stroom passagiers eruit kijken maar er tegelijkertijd met dringgedrag ervoor zorgen dat het nog langzamer gaat. Nadat het duidelijk is dat er niemand is die het rooster kan of wil opwarmen vertrekken we naar een ander cafe 5 minuten verderop. Daar eten we brochettes die mijn ogen en Laurents neus doen tranen van de hete pepers.
Het huis van Theo is vlakbij. Vanaf zijn tuin net op de heuvel kijken we even verderop zo op de binnenplaats van de militaire gevangenis. Fascinerend. Hier gaan we vaker heen! Moniek herinnert me eraan dat een kennis van een kennis erin was gegooid, een legerapotheker. Onder zijn verantwoordelijkheid waren medicijnen verdwenen. Nu kan hij meehelpen in de geconcentreerde tomatenpureefabriek waar alle gevangenen werken.
We beloven elkaar weer eens dat we moeten douchen. Dat zeggen we wel vaker. Zo gezegd, zo niet altijd gedaan. Vooral Moniek bouwt een vuillaag op. Je kent dat wel, over je huid heen scrubben en je dan afvragen of die donkere vuilrolletjes van je hand afkomen of toch echt van je borstbeen en je rug.
We proeven weer eens van het bruisende nachtleven in Kigali en liggen 21.30 uur op bed. Om het nog een beetje te rekken imiteer ik een van de bekendste Bert en Ernie TV afleveringen, waarin Bert en Ernie in bed liggen. Bert wil slapen en Ernie heeft dorst. Ik heb dikke lol om Moniek’s serieuze protestacties op mijn geluiden in het donker. Ze klinkt bijna exact hetzelfde als Bert. Dat heeft Paul Haenen toch knap natuurlijk gedaan.
IJsblokjes in de plee
Waarom zouden er ijsblokjes standaard in een urinoir moeten liggen? In het Intercontinental in Kigali liggen ze er er. Klaar om te knetteren en in elkaar te vallen als de warme straal erop staat. En om de broek te bespetteren. Morgen een foto. Nu eerst Moniek weer eens aanspreken. Nu we ieder onze eigen pc hebben en internet is het al uren stil geweest. Een unicum.
vrijdag, januari 14, 2005
Moreelridder
’s Ochtends komt Murenzi om te ontbijten en om het project voor traumabehandeling en gehandicaptecentrum door te spreken. Ook de huiseigenaar, Karake, komt langs om het huurcontract door te spreken. Hij blijkt uit hetzelfde stadje te komen oorspronkelijk als waar Murenzi pastoor is.
Bij het afscheid van Murenzi komt Theogene, de huishulp, net aan. Hij vertelt in het Kinyarwanda dat z’n oudste het nationaal examen van de lagere school heeft gehaald en naar de middelbare school kan. Echter, er is geen geld genoeg. Met andere woorden, of wij niet kunnen helpen. We reageren er nog niet op, zodat we er over kunnen nadenken. We zouden natuurlijk graag willen bijdragen aan de opleiding van zijn kind. Zeker gezien het feit dat maar 10% van de bevolking doorstroomt naar middelbaar onderwijs. Het zou zonde zijn als een kind dat de capaciteit heeft niet naar school zou kunnen, alleen omdat de financien niet toereikend zijn. Maar, wij kunnen niet persoonlijk maar iedereen gaan sponsoren. Als we de ene wat geven, dan zou de ander er ook recht op hebben. Waar leggen we de grens? Later komen we tot de conclusie dat Theogene niet meer onder onze verantwoordelijkheid valt. Over een dag is hij niet meer bij ons in dienst. Daarbij heeft hij vijf kinderen. Wat gebeurt er als volgend jaar de ander ook het examen haalt en wij niet het geld er voor hebben? We sponsoren immers vanaf nu ook Laurents kinderen indirect door een goed salaris te geven zodat hij genoeg over heeft om het schoolgeld te betalen van een kwaliteitsschool. Zoveel krijgen we nou ook niet binnen als vrijwilligers. We leggen onze grens van geven bij het steunen van onze werknemers ( sociale voorzieningen voor 1 persoon en twee kinderen) en bij onze inzet voor het werk. Is dit een praktisch/ethisch afgewogen grens? Waar zouden we de grens hebben gelegd als Theogene wel bij ons werkte? Volledige steun voor al zijn kinderen? Ik moet toegeven dat het nu net makkelijk uitkomt dat Laurent maar twee kinderen heeft.
Bij het afscheid van Murenzi komt Theogene, de huishulp, net aan. Hij vertelt in het Kinyarwanda dat z’n oudste het nationaal examen van de lagere school heeft gehaald en naar de middelbare school kan. Echter, er is geen geld genoeg. Met andere woorden, of wij niet kunnen helpen. We reageren er nog niet op, zodat we er over kunnen nadenken. We zouden natuurlijk graag willen bijdragen aan de opleiding van zijn kind. Zeker gezien het feit dat maar 10% van de bevolking doorstroomt naar middelbaar onderwijs. Het zou zonde zijn als een kind dat de capaciteit heeft niet naar school zou kunnen, alleen omdat de financien niet toereikend zijn. Maar, wij kunnen niet persoonlijk maar iedereen gaan sponsoren. Als we de ene wat geven, dan zou de ander er ook recht op hebben. Waar leggen we de grens? Later komen we tot de conclusie dat Theogene niet meer onder onze verantwoordelijkheid valt. Over een dag is hij niet meer bij ons in dienst. Daarbij heeft hij vijf kinderen. Wat gebeurt er als volgend jaar de ander ook het examen haalt en wij niet het geld er voor hebben? We sponsoren immers vanaf nu ook Laurents kinderen indirect door een goed salaris te geven zodat hij genoeg over heeft om het schoolgeld te betalen van een kwaliteitsschool. Zoveel krijgen we nou ook niet binnen als vrijwilligers. We leggen onze grens van geven bij het steunen van onze werknemers ( sociale voorzieningen voor 1 persoon en twee kinderen) en bij onze inzet voor het werk. Is dit een praktisch/ethisch afgewogen grens? Waar zouden we de grens hebben gelegd als Theogene wel bij ons werkte? Volledige steun voor al zijn kinderen? Ik moet toegeven dat het nu net makkelijk uitkomt dat Laurent maar twee kinderen heeft.
donderdag, januari 13, 2005
Nattigheid
We gaan met Marie Louise, onze nieuwe baas naar haar baas van de Presbyteriaanse kerk. En dat is een leuk gesprek. Het wordt erg gewaardeerd dat we voor het community cantrum CPAJ willen werken, zeker in een tijd dat ze geldproblemen hebben. Daarna halen we een Zwitserse stagiaire. We drinken een gezellig kopje koffie bij de zuster waar ze verblijft.
Regen, regen en regen. Het houdt ons op. Het lijkt wel een wereldreis om van CPAJ naar de stad te komen. We rijden met de motor glibberend over de modderweggetjes. Opeens hebben stille wateren diepe gronden. We staan stil en ik voel nattigheid. Langzaam trek ik mijn voeten en de motor uit de Rwandese klei. Via een alternatieve route schuilen we twee keer, tijdens de eerste keer eten we de lekkerste brochettes ooit. We komen in de stad voor de tachtigste keer bij de bank en krijgen weer nul op rekest. Ons geld dat vorige week is overgeboekt is nog niet aangekomen. Wel heeft Justin, onze bankman, het bedrag getraceerd bij een collegabank in Rwanda. Die heeft weer haar Duitse correspondentiebank de opdracht teruggezonden. Dat moet dan weer opgepikt worden door de Duitse correspondent van onze bank, die vervolgens een signaal mag afgeven naar hier. Moniek raakt behoorlijk gefrustreerd en moet zich inhouden. We wachten nu al meer dan een week op het geld en zijn inmiddels al geld van Martijn, een Nederlander die hier bij Unicef werkt, aan het lenen.
Moniek bedacht zich zojuist dat ze het gevoel heeft dat alle mensen in Nederland zo dichtbij zijn. Maar ze kan zich ook voorstellen dat zij juist het gevoel hebben dat wij zo ver weg zijn. Zij weten namelijk niet hoe het leven hier is, en wij wel hoe het leven daar is.
Regen, regen en regen. Het houdt ons op. Het lijkt wel een wereldreis om van CPAJ naar de stad te komen. We rijden met de motor glibberend over de modderweggetjes. Opeens hebben stille wateren diepe gronden. We staan stil en ik voel nattigheid. Langzaam trek ik mijn voeten en de motor uit de Rwandese klei. Via een alternatieve route schuilen we twee keer, tijdens de eerste keer eten we de lekkerste brochettes ooit. We komen in de stad voor de tachtigste keer bij de bank en krijgen weer nul op rekest. Ons geld dat vorige week is overgeboekt is nog niet aangekomen. Wel heeft Justin, onze bankman, het bedrag getraceerd bij een collegabank in Rwanda. Die heeft weer haar Duitse correspondentiebank de opdracht teruggezonden. Dat moet dan weer opgepikt worden door de Duitse correspondent van onze bank, die vervolgens een signaal mag afgeven naar hier. Moniek raakt behoorlijk gefrustreerd en moet zich inhouden. We wachten nu al meer dan een week op het geld en zijn inmiddels al geld van Martijn, een Nederlander die hier bij Unicef werkt, aan het lenen.
Moniek bedacht zich zojuist dat ze het gevoel heeft dat alle mensen in Nederland zo dichtbij zijn. Maar ze kan zich ook voorstellen dat zij juist het gevoel hebben dat wij zo ver weg zijn. Zij weten namelijk niet hoe het leven hier is, en wij wel hoe het leven daar is.
woensdag, januari 12, 2005
homosueel
De stad is vol. Met mensen voor het AIDS congres in het Intercontinental Hotel. In het centrum staan files! En er rijden en wandelen veel blanken rond. Ongekend voor Rwanda. Wij zitten in de hotel lounge. Om ons heen lopen allemaal homosuele dokters. En verdacht veel Nederlandse ook. Later komen we Clement van Heineken tegen die ons vertelt dat alle heineken landenmanagers in het hotel zijn. Vandaar het Nederlands. Zouden die dan ook homo’s zijn of heb ik dingen door elkaar gehaald?
dinsdag, januari 11, 2005
Baaaijjjjjj
Bij schemering komt een 12 hoornige groep koeien met twee herderjongens rustig onze tuin doorbanjeren. Ze parkeren even op het braakliggende terrein naast ons perceel. Daar probeert Berta de mais even uit totdat een herder protesteert. Wij lopen enthousiast ons huis uit. Daar staan we even geleund op ons nieuw takkenhek de mooie beesten met enorme horens te bewonderen. Met het ondergaande zonlicht zou het een perfecte fotoshoot worden voor de playcow. Alhoewel, ‘Zouden het nou echt geen stieren zijn?’, vraag ik Moniek terwijl ik naarstig tussen de poten naar het geslacht aan het speuren ben. ‘Jaaa zeker, en als we het hem toch vragen’, antwoordt ze met een knik naar de herder, ‘Dan lacht ie zich het apenzuur waarschijnlijk’. Ah, eindelijk heb ik een uier geidentificeerd, waar een koe wier neerlands bloed door d’adren stroomt zich pas het apenzuur vanuit haar vierde maag om zou lachen. Deze is zoals de meeste koeien hier meer voor de heb en voor het vlees dan voor de melk. Berta staat nu een meter van ons vandaan aan de ander kant van het hek. Ze maalt haar donkere tong als een zweep om de lange, stevige grassprieten. Ik kijk naar links. Daar komt iemand het erf opgelopen met 12 liter rivierwater op zijn hoofd. Een paar milliseconden nadat ik hem herken als de buurjongen, trekt een beweging in mijn ooghoeken mijn aandacht. Door mijn gezichtsveld stoomt en dendert een levensgrote Tonkawagen voorbij over de weg. Zijn containerbak staat volgeladen met mannen, die als honden hun hoofd in de wind hangen. Als dat beeld is weggezoeft draait mijn hoofd 180o om naar het geluid van kinderstemmen. Op hoge toon wordt ‘Baaijjjjjj! Baaijjjjjj!’geroepen. 20 Meter verderop staan twee kleine schemergestaltes met gestrekte armpjes te zwaaien: mr Bye en Lillian, de buurkindertjes van 1,5 en 5. Bye, bye mr Bye en Lillian. We zwaaien terug.