dinsdag, juli 26, 2005

Dodemansrit

“Ik rij bijna langs jullie huis, we hebben een sterfgeval in de familie, een 23 jarig neefje, en we gaan hem nu begraven”.

Priester Murenzi’s auto stopte op de weg voor onze deur. Met optrekkende knieeën van het hete zand liepen Moniek en ik naar de auto. De pick-up zat volgepropt met vijf personen, vijf handjes met nootjes en een bloemenkrans. Murenzi vertelde dat de jongen AIDS had en aan TBC is overleden. Het was een weeskind en geadopteerd. Ik gaf iedereen een hand (snel wegslikken die nootjes) en condoleerde hen. Ik leunde het raampje weer uit om plaats te maken voor Moniek. Met de beleefde glimlach nog op mijn gezicht viel mijn blik op de laadbak van de pick-up. Daar lag hij, de doodskist. De laadklep opengeklapt en met dikke elastieken van oude vrachtwagenbanden op zijn plaats gehouden. Zo kan het ook.

Murenzi zei dat ze snel weer weg moesten want er was nog een lange weg te gaan. Een paar seconden later zag ik de eenzame kist steeds kleiner worden. ‘Als de zon er zo op brandt, dan moet je inderdaad snel wezen’, merkt Moniek knijpend met haar ogen op.